TK-vragen over vermeende negatieve effecten voor vrouwen van verbod op pensioendiscriminatie

Ontleend aan Parlando, 11 oktober 2001

 

2010200970

Vragen van de leden Depla en Bussemaker (beiden PvdA) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dhr. Hoogervorst en mw. Verstand-Bogaert, over vermeende negatieve effecten voor vrouwen van verbod op pensioendiscriminatie. (Ingezonden 11 oktober 2001)

1

Hebt u kennisgenomen van het artikel in het Parool van 8 oktober 2001 waarin melding wordt gemaakt dat de AEGON niet in staat is om mannen en vrouwen gelijk te behandelen bij de uitvoering van artikel 2b en 2c PSW, waarin geregeld is dat werknemers ouderdoms- en nabestaanden pensioen mogen uitruilen mist vrouwen en mannen op dezelfde manier behandeld worden?

2

Deelt u de mening dat het hanteren van unisextabellen de enige mogelijkheid is om mannen en vrouwen gelijk te behandelen bij beschikbare premieregelingen? Zo niet, hoe denkt u dat dan per 1 januari 2005 de gelijke behandeling bij beschikbare premieregelingen kan worden geïntroduceerd?

3

Klopt het dat deze problemen niet spelen in collectieve pensioenregelingen?

4

Hoe komt het dat verzekeraars in de Verenigde Staten, waar het beschikbare premiesysteem een grote vlucht heeft genomen, geen probleem hebben bij het gelijk behandelen van mannen en vrouwen (gelijke premies en gelijke uitkeringen) en er in Nederland problemen zijn met de introductie?

5

Hebt u signalen dat werkgevers vanwege de hogere premies vrouwen als minder aantrekkelijke werknemers beschouwen? Indien dat zo is, wat denkt u daartegen te ondernemen? Deelt u de mening van AEGON, geuit in het Parool, dat het hanteren van de wet leidt tot verslechtering van de positie van vrouwen? Hebt u signalen dat werkgevers meer naar individuele regelingen over willen stappen in de onjuiste veronderstelling dat, gelijke behandeling dan niet verplicht is?

6

Welke maatregelen hebt u in gedachten om een eventuele ontwikkeling, zoals onder vraag 5 genoemd, tegen te gaan? Bent u in dat licht bereid om de toezeggingen tijdens de Kamerbehandeling van de Algemene Wet Gelijke Behandeling na te komen, in het bijzonder de toezegging van uw voorganger Ter Veld dat periodiek onderzocht moet worden of er eigenlijk wel biologische redenen zijn op grond waarvan bij levensverzekeringen een uitzondering op het discriminatieverbod tussen mannen en vrouwen gerechtvaardigd is?

7

Bent u ook van mening dat er steeds meer onderzoeksresultaten beschikbaar komen, waarin bevestigd wordt dat het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen niet veroorzaakt wordt door biologische redenen maar door verschil in leefpatronen (bijvoorbeeld roken), en dat er dus geen reden meer is om bij levensverzekeringen en lijfrentepolissen een uitzondering te maken op het discriminatieverbod tussen mannen en vrouwen? Zou het niet een passend sluitstuk zijn om gelijke behandeling van mannen en vrouwen voor wat betreft pensioen- en lijfrente door te voeren?

8

Deelt u de mening los van de vraag of een verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen of tussen mensen met een verschillende huidskleur, biologisch is bepaald, het in aanmerking nemen van een dergelijk verschil bij tariefsberekeningen moet worden beschouwd als een ongeoorloofde vorm van discriminatie?