Vierde Wereldvrouwenconferentie


H. Institutionele mechanismen voor verbetering van de positie van de vrouw

196. In vrijwel alle lidstaten zijn nationale organen opgezet voor de verbetering van de positie van de vrouw, onder andere om te komen tot het opzetten, bevorderen van de uitvoering van, uitvoeren, bewaken, evalueren, bepleiten en mobiliseren van steun voor beleid om de verbetering van de positie van vrouwen te bevorderen. Nationale organen zijn er in uiteenlopende vormen, hun effectiviteit verschilt en in sommige gevallen zijn zij zelfs achteruitgegaan. Deze mechanismen, die in nationale overheidsstructuren vaak worden gemarginaliseerd, worden veelvuldig gehinderd door onduidelijke mandaten, gebrek aan geschikt personeel, opleiding en gegevens en door het ontbreken van voldoende middelen en toereikende steun van de nationale politieke leiding.

197. Op regionaal en internationaal niveau stuiten mechanismen en instellingen om de verbetering van de positie van vrouwen te bevorderen als integraal deel van de algehele politieke, economische, sociale en culturele ontwikkeling en van initiatieven op het gebied van ontwikkeling en mensenrechten, op soortgelijke problemen, die voortkomen uit een gebrek aan inzet op de hoogste niveaus.

198. Achtereenvolgende internationale conferenties hebben de nadruk gelegd op de noodzaak om bij de planning van beleid en programma’s rekening te houden met gender-factoren. In vele gevallen is dat echter niet gebeurd.

199. Regionale organen die zich bezighouden met de verbetering van de positie van de vrouw, zijn versterkt; dat geldt ook voor internationale organen, zoals de Commissie inzake de status van vrouwen en de Commissie voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen. Het feit dat er slechts beperkte middelen beschikbaar zijn, blijft echter de volledige uitvoering van hun mandaat belemmeren.

200. In vele organisaties zijn methodieken ontwikkeld voor op gender gebaseerde analyse van beleidsmaatregelen en programma’s en om de verschillende effecten van beleidsmaatregelen op mannen en vrouwen aan te pakken; die methodieken zijn voor toepassing beschikbaar, maar worden vaak niet of niet consequent toegepast.

201. Een nationaal orgaan om de positie van vrouwen te verbeteren is de centrale eenheid beleidscoördinatie bij de overheid. Haar voornaamste taak is het ondersteunen van mainstreaming van de gelijkheid van de seksen op alle beleidsgebieden binnen de hele overheid. De noodzakelijke voorwaarden voor een effectief functioneren van dergelijke organen zijn onder andere:

  1. Positionering op het hoogste niveau binnen de overheid, onder verantwoordelijkheid van een minister;
  2. Institutionele mechanismen of processen die, al naar gelang, gedecentraliseerde planning, uitvoering en monitoring vergemakkelijken, teneinde niet-gouvernementele organisaties en organisaties binnen de samenleving van laag tot hoog hierbij te betrekken;
  3. Voldoende budgettaire middelen en voldoende professionele capaciteit;
  4. Gelegenheid om de ontwikkeling van al het overheidsbeleid te beïnvloeden.

202. In het kader van de mechanismen om de verbetering van de positie van vrouwen te bevorderen, moeten de regering en andere actoren een actief en zichtbaar beleid voeren, gericht op mainstreaming van een gender-perspectief in alle beleidsmaatregelen en programma’s, zodat, alvorens besluiten worden genomen, een analyse wordt gemaakt van de effecten hiervan op respectievelijk vrouwen en mannen.

Strategische doelstelling H.1

Nationale organen en andere overheidsinstellingen opzetten en versterken

Te ondernemen actie

203. Door regeringen:

  1. Ervoor zorg dragen dat de verantwoordelijkheid voor de verbetering van de positie van vrouwen op een zo hoog mogelijk regeringsniveau ligt; in vele gevallen zou deze op ministersniveau kunnen liggen.
  2. Op basis van een sterke politieke inzet, een nationaal orgaan opzetten, indien dit nog niet bestaat, en voor zover deze wel bestaan, nationale organen versterken om de positie van vrouwen op het hoogst mogelijke overheidsniveau te verbeteren; een dergelijk orgaan moet duidelijk omlijnde mandaten en bevoegdheden hebben; essentieel zijn in dit verband voldoende middelen en het vermogen en de bevoegdheid om het beleid te beïnvloeden en wetgeving op te stellen en te herzien; een dergelijk orgaan moet zich onder andere bezighouden met beleidsanalyse, fungeren als pleitbezorger en zorg dragen voor communicatie, coördinatie en toezicht op de uitvoering;
  3. Zorgen voor de opleiding van personeel in het ontwerpen en analyseren van gegevens vanuit een gender-perspectief;
  4. Procedures vaststellen om te zorgen dat dit orgaan in een vroeg stadium informatie kan verzamelen over beleidsaangelegenheden die de hele overheid betreffen en dat het hieruit doorlopend put bij de beleidsontwikkeling en -evaluatie binnen de overheid;
  5. Regelmatig aan wetgevende organen verslag uitbrengen over de vorderingen met betrekking tot de desbetreffende inspanningen ten behoeve van mainstreaming van gender-kwesties, gelet op de uitvoering van het slotdocument;
  6. De actieve betrokkenheid van een breed en gevarieerd scala van institutionele actoren in de overheidssector, de particuliere sector en de vrijwilligerssector aanmoedigen en bevorderen, om zich in te spannen voor gelijkheid van vrouwen en mannen.

Strategische doelstelling H.2

Een gender-perspectief integreren in wetgeving, overheidsbeleid, -programma’s en -projecten

Te ondernemen actie

204. Door regeringen:

  1. Ernaar streven dat, alvorens beleidsbeslissingen worden genomen, het effect hiervan op onderscheidenlijk vrouwen en mannen wordt geanalyseerd;
  2. Nationale beleidsmaatregelen, programma’s en projecten en de uitvoering hiervan regelmatig toetsen, waarbij het effect hiervan op het werkgelegenheids- en inkomensbeleid wordt geëvalueerd, teneinde te garanderen dat ontwikkeling direct aan vrouwen ten goede komt en dat met hun volledige, bijdrage aan ontwikkeling, zowel betaald als onbetaald, rekening wordt gehouden in het economisch beleid en de economische planning;
  3. Nationale strategieën en doelstellingen inzake gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderen, teneinde belemmeringen voor de uitoefening van rechten door vrouwen weg te nemen en alle vormen van discriminatie van vrouwen ongedaan te maken;
  4. Waar nodig samenwerken met leden van de wetgevende organen, om in alle wetgeving en beleidsmaatregelen rekening te houden met gender;
  5. Alle ministeries een mandaat verlenen om beleidsmaatregelen en programma’s te bezien vanuit een gender-perspectief, uitgaande van het slotdocument; de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dat mandaat op het hoogst mogelijke niveau leggen; een interdepartementale coördinatiestructuur opzetten en/of versterken om dit mandaat uit te voeren, de voortgang te bewaken en netwerken op te bouwen met daarvoor in aanmerking komende organen.

205. Door het nationale orgaan:

  1. De opstelling en uitvoering van overheidsbeleid inzake gelijkheid van vrouwen en mannen vergemakkelijken, passende strategieën en methodieken ontwikkelen en coördinatie en samenwer king binnen de centrale overheid bevorderen om te zorgen voor mainstreaming van een gender-perspectief in alle beleidsvormingsprocessen;
  2. Samenwerkingsverbanden met de desbetreffende overheidsinstanties, centra voor vrouwenstudies en -onderzoek, academische instellingen en onderwijsinstellingen, de particuliere sector, de media, niet-gouvernementele organisaties en met name vrouwenorganisaties, en alle andere actoren in de samenleving bevorderen en opzetten;
  3. Activiteiten ontplooien die zich richten op aanpassing van de wetgeving met betrekking tot onder andere het gezin, arbeidsvoorwaarden, sociale zekerheid, inkomstenbelasting, gelijke kansen in het onderwijs, gerichte maatregelen om de verbetering van de positie van vrouwen te bevorderen en de perceptie van attitudes en een cultuur die gelijkheid bevordert, en in al het wetgevingsbeleid en de beleidsaanpassingen een gender-perspectief bevorderen;
  4. Bevorderen dat vrouwen in toenemende mate zowel actief als passief participeren in het ontwikkelingsproces, hetgeen zou kunnen leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het bestaan van alle mensen;
  5. Directe contacten tot stand brengen met nationale, regionale en internationale organen die zich bezighouden met de verbetering van de positie van de vrouw;
  6. Zorgen voor opleiding en advisering ten behoeve van overheidsinstanties, opdat zij in hun beleid en hun programma’s een gender-perspectief integreren.